kinderboeken 068 (37 of 41)

Woordenschat

Een rijke woordenschat vormt een belangrijke basis voor het leren. Leerlingen met een grote woordenschat verwerven gemakkelijker kennis, dan leerlingen die steeds woorden tegenkomen die ze niet kennen of niet begrijpen. Verschillen tussen kinderen zijn groot. Daarom is het zo belangrijk dat het onderwijs aandacht besteedt aan woordenschat.
Woordenschatonderwijs moet verweven zijn in álle lessen, niet alleen tijdens het vak taal. Het verbeteren van de woordenschat vereist op diverse terreinen continue aandacht van de school. Daarbij gaat het om zowel directe als meer indirecte aandacht. Bij directe aandacht gaat het met name om het doelgericht aanleren van bepaalde woorden, terwijl het bij indirecte aandacht gaat over een taalrijk onderwijsleerklimaat. Tijdens de training wordt daarom ingegaan op zowel impliciet woordenschatonderwijs in de vorm van (voor)lezen en een rijke taalomgeving, als op de drie pijlers van expliciet woordenschatonderwijs:
  • Specifieke woorden aanleren en leren gebruiken
  • Strategieën leren waarmee leerlingen zelf woordbetekenissen kunnen achterhalen
  • Ontwikkelen van woordbewustzijn.
Bij het aanleren van nieuwe woorden is aandacht voor o.a. het kiezen van de juiste woorden. We kijken daarbij kritisch naar de gebruikte taalmethode. Is de keuze van de methode voor alle leerlingen passend? Zijn de woorden te makkelijk of juist te moeilijk? Is er voldoende samenhang tussen de woorden? Vervolgens bespreken we de kenmerken van een goede uitleg en zullen we verschillende werkvormen aanreiken om de woorden door de leerlingen te laten gebruiken.
Bij de tweede en derde pijler van woordenschatonderwijs fungeert de leerkracht als model. Leerkrachten leren om hardop te verwoorden welke denkstappen zij nemen om de juiste woordbetekenis te achterhalen en leren alert te zijn op onbekende woorden in een tekst en daar aandacht aan te besteden.